Arabist Hans Jansen.
Het Christendom heeft in minder dan vier eeuwen het Romeinse rijk voor zich weten te winnen. Dat is van onder op gebeurd, zonder dwang of geweld, zonder overheidsingrijpen of -steun. Integendeel, de overheid van het Romeinse Rijk heeft door Christenen bij tijd en wijle te vervolgen die kerstening zelfs af en toe met dwang en geweld tegengewerkt.
In de periode dat het Romeinse rijk gekerstend werd, viel dat rijk ongeveer samen met het huidige Midden-Oosten, plus Europa tot aan de Donau en de Rijn. Dat wil niet zeggen dat er buiten dat gebied geen Christenen waren. Ten oosten van het Romeinse rijk, in Perzië, konden rond 300-350 al heel wat Christenen worden aangetroffen (later bekend als de Nestorianen). Net buiten de grenzen van het Romeinse rijk leefden bovendien ook de Armeniërs en de Georgiërs, die al rond 300 niet alleen in meerderheid Christen waren maar die het Christendom toen zelfs al als staatsgodsdienst hadden aangenomen. In het Romeinse rijk gebeurde dat kort daarna.
De Moslims hebben ruwweg hetzelfde gebied als dat van het antieke Romeinse rijk in ongeveer één eeuw weten te veroveren, met uitzondering van West-Europa, waar de Moslims in Frankrijk tegengehouden zijn door Karel Martel (732), en met uitzondering van het huidige Turkije en de Balkan, waar de Moslims tot in het midden van de vijftiende eeuw zijn tegengehouden door het Oost-Romeinse rijk, door de Byzantijnen. Desondanks is het een geweldige militaire prestatie van de Moslims dat zij in de zevende eeuw in zo korte tijd een gebied hebben weten te veroveren dat zich uitstrekt van Toledo tot Gibraltar, Tunis, Cairo, Damascus, Baghdad, Mekka en verder. Mohammad, zo stelt de islamitische overlevering, was in 632 overleden en had aan het begin van deze geweldsgolf gestaan. Precies een eeuw later komt er een voorlopig einde aan de militaire expansie van de islam door de islamitische nederlaag bij Poitiers in midden-Frankrijk.
Er is geen Moslim die geen weet heeft van deze eeuw van veroveringen. De militaire successen in die tijd worden door islamitische theologen algemeen gezien als een bewijs van de waarheid van de islam en de juistheid van de uitspraken van Mohammed over zichzelf en zijn missie. In de islamitische apologetiek speelt deze eeuw van verovering een grote rol. Indien de Islam niet Gods eigen godsdienst zou zijn, stellen Moslims, en indien Mohammed niet de Gezant van God geweest zou zijn, menen zij, dan hadden deze veroveringen niet plaats kunnen hebben en niet zo succesvol kunnen zijn. Deze veroveringen kunnen beschouwd worden als akbar dalaala alla Sidq muHammad, 'het beste bewijs voor de oprechtheid van Mohammed', zoals een korancommentaar het ergens uitdrukt.
Europeanen die niet gewend zijn dit soort argumenten in de discussie te gebruiken, staan soms met hun mond vol tanden als ze voor de eerste keer met deze stelling geconfronteerd worden. Op heel wat bijeenkomsten die voorgaven een bijdrage te willen leveren aan de dialoog tussen christendom en islam is dit argument onweersproken gebleven. Misschien is dat maar goed ook, want wat heb je aan ruzie. Maar het is een lachwekkende islamitische drogredenering. Als het christendom het Midden-Oosten en Europa voor zich heeft weten te winnen zonder geweld te gebruiken, moeten de christenen er dan van onder de indruk zijn dat anderen, te weten de moslims, een dergelijk gebied hebben weten te veroveren met gebruikmaking van grof militair geweld? Nee natuurlijk. Integendeel.
We moeten niet beginnen aan rare wedstrijden in wonderen, maar kunnen wel vaststellen dat een godsdienst als de islam militair wapengeweld heeft nodig gehad om ongeveer hetzelfde te bewerkstelligen wat het christendom zonder geweld heeft weten te bereiken. Dat bewijst weliswaar niets, maar geeft wel te denken, en slaat Moslims een van hun belangrijkste ‘bewijzen’ voor de Islam uit handen. In de propaganda wijzen Moslims dan ook graag op het latere gewelddadige karakter van kerken en het christendom, in de eeuwen na keizer Constantijn, de keizer die het christendom tot de officiële godsdienst van het Romeinse rijk heeft gemaakt. Dat is natuurlijk waar. De mens is geneigd tot alle kwaad. Toen de staatsmacht in de loop van de vierde eeuw AD eenmaal in christelijke handen was gevallen, is daar uiteraard gebruik van gemaakt op de manier die in die eeuwen normaal gevonden werd. Maar dat was pas na de triomf van het Christendom.
Desgewenst kan wie dat wil zich voor dat latere Christelijke geweld excuseren, ook al zal zijn persoonlijk aandeel in de misstappen die in die eeuwen begaan zijn, gering zijn. Christenen zijn door de schuldbelijdenis die deel uitmaakt van de christelijk liturgie misschien iets te goed getraind in het bekennen van schuld, en dat botst met de opvattingen van de meeste Moslims die juist trots zijn op de oorlogvoering door de islam tegen de christenen, en op de militaire triomfen die daarbij zijn behaald, althans in de begintijd. Later veranderen de krachtsverhoudingen ten gunste van het christendom. Maar we dienen ons goed te realiseren dat de Moslims ook thuis in Medina hadden kunnen blijven. Dat hebben ze niet gedaan, ze zijn ten strijde getrokken. Volgens de islamitische overlevering heeft Mohammed zich in 622 in Medina gevestigd, en sindsdien hebben de Moslims gewapenderhand hun omgeving steeds verder onderworpen. Steeds weer hebben de Moslims ook elke keer de nieuwe buren aan de nieuwe grenzen van hun steeds groeiende rijk de oorlog aangezegd.
Dat is een keuze. Het kan ook anders. Ze hadden het ook kunnen proberen op de manier waarop het christendom in zijn eerste drie eeuwen tot bloei heeft weten te komen. Dat hebben de Moslims niet gedaan, ze zijn in navolging van Mohammed de ene na de andere reeks van gewapende conflicten aangegaan met hun buren, ter uitbreiding van het gebied waar de islam over heerst. De imperialistische veroveringsoorlogen waar deze gevechten en veldslagen deel van hebben uitgemaakt, zijn niet iets waar welke moslim dan ook zich ooit voor zal excuseren. Ze beschouwen, en dat vinden moderne mensen nog wel het vreemdst, tot op de huidige dag de successen die de vroege Moslims op het slagveld hebben weten te behalen als een bewijs van Gods gunst. Gek genoeg worden de nederlagen van de moslims door de moslims niet gezien als een bewijs voor het tegendeel. Als God immers zich met oorlogen bemoeit, dan staat hij in bijvoorbeeld het conflict tussen Israël en de Arabieren tot op heden aan de kant van Israël.
Toen de Moslims eenmaal heer en meester over het Midden-Oosten waren, zijn ze, het is niet anders te zeggen, begonnen met het treiteren en pesten van hun voor het merendeel christelijke machteloze onderdanen. Voor de christenen van Egypte is dat bijvoorbeeld vastgelegd in de ‘Geschiedenis van de Patriarchen van de Egyptische Kerk’, een boekwerk in vele delen, toegeschreven aan Bisschop Severus ibn Al-Mukaffa. Wat is het toch jammer, verdrietig en onbegrijpelijk dat niemand maar dan ook niemand in de top van het CDA bereid is dit boek (dat in het Engels vertaald is) te lezen. Zeiden de Romeinen niet dat de goden eerst verblinden wie zij willen verderven?
Voor de joden in Egypte blijkt dat getreiter onomstotelijk uit de zogeheten Geniza-documenten, een enorme collectie van correspondentie, fragmenten van boekhoudingen, kwitanties, enz., afkomstig uit de middeleeuwse joodse gemeenschap in Cairo. Israëlische intellectuelen en politici zijn tot op zekere hoogte wel vertrouwd met de zogeheten Cairo Geniza, ze beschouwen het in ieder geval wel als een onderdeel van de geschiedenis van het jodendom, anders dan Christelijk intellectuelen, theologen, priesters, bisschoppen en politici die nog nooit van Severus ibn Al-Mukaffa gehoord hebben.
De Moslims zelf schrijven heel openlijk over deze pesterijen in de handboeken van de sharia en in fatwa’s. Historisch is er dus geen enkele twijfel. De literaire overlevering in kronieken van de slachtoffers (Severus), de archeologie (Geniza), en de administratie en rapportage (Sharia) van de plegers stemmen volstrekt overeen. Dat is niet vaak zo, en alleen al daarom zou je denken dat een menigte van wetenschappers zich op deze episode uit de geschiedenis gestort zou hebben.
Maar dat blijkt niet het geval te zijn. Onderzoek met een vraagstelling die de moslimse elite boos zou kunnen maken, wordt door Westerse geleerden meestal nagelaten. Niet omdat de leden van die elite zelf te wapen zouden kunnen lopen, dat zijn stuk voor stuk beschaafde prettige mensen die geen bloed aan hun handen hebben. Voor het bloedvergieten hebben ze de beschikking over de radicalen als Mohammed B. Dat hoeven ze zelf niet te doen. Lichte en alleszins beschaafde druk op Westerse onderzoekers en collega’s (die gelukkig aan een half woord al genoeg hebben) is voldoende om een muur van stilte te creëren.
Waaruit bestaan, volgens de moslims zelf, die pesterijen? De kern daarvan staat opgesomd op een lijst die bekend staat als ‘het Pact van Omar’. Er zijn twee Omar’s kalief geweest, de eerste van 634 tot 644, de tweede van 717 tot 720. Beiden worden genoemd als de vorst onder wie deze regels zijn uitgevaardigd. In het Arabisch heeft deze lijst een wat duidelijker naam: de ‘voorwaarden’, shuruuT, van Omar. Het gaat om de voorwaarden waaronder de christenen, de Samaritanen en de joden binnen de door de islam veroverde gebieden aan hun godsdienst mogen vasthouden. Ze moeten zich door de kleur van hun kleding of hoofdbedekking als niet-moslim kenbaar maken. Hier komt het geel van de jodenster vandaan. Ze mogen geen wapens dragen of bezitten (en zijn dus volkomen weerloos). Paardrijden is verboden. In combinatie met het verbod op het bezit van wapens maakte dit in vroeger tijden het maken van een reis van enige omvang uiteraard onmogelijk.
Jaarlijks diende elke niet-moslim een persoonsbelasting op te brengen. Bij het overhandigen van die belastingpenningen hoorde de inner van die belasting de niet-moslim een klap in zijn nek te geven, bedoeld als een symbolische onthoofding. Het doel hiervan was de niet-moslim er aan te herinneren dat hij was overwonnen door de superieure moslimse legers, dat krijgsgevangenschap, slavernij en onthoofding weliswaar hem bespaard zouden blijven, maar alleen zo lang als de moslimse heersers daar behagen in hadden. Wie denkt dat het hier om theorie gaat moet de boeken van Bat Yeor lezen, of het binnenkort verschijnende boek van de Australische theoloog Marc Durie. Wie niet kon betalen, had de keus tussen moslim worden of de dood. Over al deze vernederingen zwijgen de oosterse christenen het liefst, en ons in het Westen past alleen groot respect voor al diegenen die dit eeuw in eeuw uit hebben weten te verdragen zonder hun kerk ontrouw te worden.
De sharia, het islamitische recht, zoals ontvouwd in de door Moslims voor Moslims geschreven handboeken, voegt daar nog een paar aardigheden aan toe. Groot onderhoud aan kerkgebouwen is niet meer nodig, en dus verboden, want de islam komt het christendom vervangen. Nieuwe kerken en synagogen mogen niet meer gebouwd worden. Wanneer een moslim een christen of jood beschuldigt van ‘belediging van de profeet’, kan de christen of jood in kwestie zich meestal alleen redden door moslim te worden. Kinderen waarvan de vader onbekend is, gelden als moslim. Moslimkinderen moeten door moslims worden opgevoed, dus de kerken hebben nooit de gelegenheid gehad voor kinderen van ongehuwde moeders te zorgen, bijvoorbeeld door die in een klooster te verstoppen. De lijst is lang, tegenwoordig in veel naslagwerken te vinden, en geeft een aardig beeld van hoe vals en gemeen mensen tegen elkaar kunnen zijn, daarbij steeds vroom de blik om hoog wendend en mompelend dat het alleen maar gaat om de uitvoering van de wetten van God.
Christenen mogen niet met moslimse vrouwen huwen, moslims wel met christelijke vrouwen. Dit heeft geleid tot heel wat door hormonen aangedreven bekeringen van christelijke jongemannen. Voor christelijke en joodse meisjes die uitgehuwelijkt werden aan hun moslimse heer en meester, heeft deze regel heel wat vernederingen met zich meegebracht. Christenen kunnen geen getuige à charge zijn in rechtszaken tegen moslims. Dit heeft en had enorme consequenties voor het strafrecht van de sharia. Het moslimse verbod op muziek en wijn geldt volgens veel moslims ook voor kerkmuziek en avondmaalswijn. Het is bijna ongelofelijk maar christen en joden die onder islamitisch oppergezag zijn opgegroeid hebben deze regels meestal volledig geïnternaliseerd. Ook steeds meer Nederlanders zijn deze regels aan het internaliseren, en vinden het vanzelfsprekend dat de moslimse eisen op dit gebied ingewilligd worden, en naar goed Nederlands gebruik lopen ze daarbij soms zelfs vooruit op de eisen die de islam stelt.
Het aardige van het spel is dat de islam veel van die eisen niet eens expliciet stelt. Dat dwingt christenen die onder het gezag van de islam leven, voortdurend zich af te vragen wat wel en niet is toegestaan. De inwoners van het Midden-Oosten hebben daar een fijn gevoel voor ontwikkeld, maar desalniettemin gaat het wel eens fout. Wie in een vrij land is opgevoed, leert het mogelijk nooit, denk aan de Britse onderwijzeres in de Soedan die een Teddybeertje de naam ‘Mohammad’ heeft gegeven, en vervolgens maar met moeite het vege lijf wist te redden. De mooie Romeinse regel nulla poena sine lege, ‘geen straf zonder [duidelijke] wet’, gaat natuurlijk niet op in het islamitisch recht. Die vaagheid van de voorschriften van de sharia is de door vrienden van de islam zo geprezen ‘flexibiliteit’ van de sharia. Die flexibiliteit is vanuit islamitisch perspectief heel effectief, want het dwingt de christenen zich voortdurend af te vragen wat hun moslimse meesters van hen verlangen. En het is bizar om te zien hoe ook Nederlanders geweldig hun best doen te voorkomen dat hun moslimse buren zich ontriefd zouden kunnen voelen. De islam is als weinig andere godsdiensten in staat een beslissende invloed uit te oefenen op het gedachteleven van wie die godsdienst niet aanhangt. Pak een krant en zie de voorbeelden.
Met zo veel juridische regels die de moslims en de islam bevoordelen is het nog een wonder dat moslims en christenen pas zo rond het jaar 1000 AD in het Midden-Oosten gelijk in aantal waren. Alleen in afgelegen gebieden heeft het christendom zich weten te handhaven, bijvoorbeeld de Maronieten in de bergen van Libanon. Na de kruistochten zakt het percentage christenen in de islamitische wereld, tot de tien/vijftien procent die het tot de jaren tachtig van de vorige eeuw ongeveer gebleven is. Alleen in ballingschap, in de Verenigde Staten van Amerika en in Australië, weten de christelijke tradities die zich onder islamitische supervisie gevormd hadden, zich nog wel te handhaven.
Na 9/11 en de millenniumwisseling is er wat dit betreft snel veel veranderd. Zowel uit Libanon, Irak, Syrië als Turkije proberen de laatste inheemse christenen te maken dat ze wegkomen. De orkaan van het sharia-fanatisme, bij ons meestal islamitisch radicalisme of fundamentalisme genoemd, zagen de meesten hunner al veel vroeger aankomen dan wij hier in het Westen. Het kan niet meer dan enkele jaren duren, of de laatste Arabische, Turkse of Syrische christenen zullen Nazareth, Bethlehem, Groot-Syrië, Turkije en Irak verlaten hebben. In moslimse ogen is dat een historisch belangrijke ontwikkeling, die samenvalt met de vreedzame verovering door de islam van Europa. Ons hier in Europa kan het allemaal niks schelen, integendeel, met grenzeloze naïviteit bouwen we moskeeën voor onze migranten uit de islamitische wereld. Terwijl de elite de viool van het multiculturalisme bespeelt, staan de buitenwijken al in brand.
Bij de opmars van de islam speelt die moskee een centrale rol. De moskee is niet alleen het gebedshuis, het is ook het commandocentrum van de jihad. Dagorders worden vanaf de kansel in de moskee uitgevaardigd. Steniging van overspeligen en onthoofding van afvalligen vindt plaats op het plein voor de moskee. Het leger dat op jihad gaat, vertrekt vanaf de moskee. Jihad, strijd tegen het ongeloof en de ongelovigen, wordt sinds Wenens ontzet van 1683 niet meer door staten beoefend, maar door ongrijpbare particuliere organisaties als Al-Qaida, want een staat die jihad gaat voeren zou door de Westerse militaire overmacht vernietigd worden. Gemaskerde individuen daarentegen die vanuit een hinderlaag schieten, zijn lastiger te bestrijden.
De schaamte over de eigen lafheid is verdwenen, strijden met open vizier wordt alleen maar als dom gekenschetst. Schuilen tussen weerloze burgers is voor de helden van de jihad een routinemanoeuvre. Heftig klagen als de vijand ook die burgers treft, behoort tot het dagelijkse spel met de onnozele Westerse persbureaus. Kamikaze-kunstenaars die behalve zichzelf handenvol anderen meenemen de dood in, krijgen uit handen van Islamitische predikanten als Al-Qaradawi de kroon van het martelaarschap opgezet. Deze Al-Qaradawi predikt ook dat Gods laatste bestraffing van de joden ‘door Hitler aan de joden werd voltrokken, maar dat de volgende straf uit de handen van de moslims moet komen’ (30 januari 2009). Deze Al-Qaradawi wordt door invloedrijke PvdA-politici naar Amsterdam gehaald en als hun leidsman gezien. Dieper kan Nederland toch niet vallen, denkt u misschien. Maar dan vergist u zich.
De opmars van de islam kan nog veel verder gaan dan thans het geval is in West-Europa, en is alleen maar te stuiten wanneer we er op letten dat de toekomstige slachtoffers van de jihad (dat wil zeggen: de bevolking van Nederland en de rest van Europa) hun vrijheid van meningsuiting behouden. Mohammed, de stichter van de islam, heeft er altijd goed voor gezorgd eerst eventuele critici het zwijgen op te leggen, meestal door sluipmoord, zoals zijn naamgenoot Mohammed Bouyeri sluipmoord gepleegd heeft op Theo van Gogh. De islamitische traditie zelf levert over dat pas nadat Mohammed zijn tegenstanders met geweld het zwijgen had opgelegd, het proces van islamisering begon. Het is daarom van het allergrootste belang dat we in Nederland niet verder gaan dan al het geval is met het verbieden van kritiek op de islam want de islamitische ideologie is niet bestand tegen het vrije woord.
Het christendom is dat wel. Het christendom is de godsdienst van het woord, de rede, de liefde en de vrijheid. De islam is daarentegen de godsdienst van het geweld, de dwang, de angst en de gehoorzaamheid. De aard van de mens is zodanig dat het er nog om zal spannen welke van die twee godsdiensten het zal winnen.
Arabist Hans Jansen
[‘De opmars van de islam’, in: Profetisch Perspectief, 14de jaargang, voorjaar 2009, nummer 62, pp. 45-50.]
Overgenomen van HoeiBoei (link)